Diensten

Bekappen 

Elke 6-8 weken behoort een paard te worden bekapt en, in geval van beslag, de ijzers te worden verlegd of vernieuwd. In de draf- en rensport worden de paarden elke 2-4 weken de ijzers verlegd of vernieuwd. Hoewel steeds rechte voet- en beenassen worden nagestreefd, moet toch bij elk paard worden beoordeeld wat de beste stand van hoef en been is voor dat individuele paard. In rust en in beweging moeten de hoeken aan het been van voren, van opzij, en van achteren worden beoordeeld om de best mogelijke keuze te kunnen maken. Van voren wordt beoordeeld of de voet vlak op de grond staat. Dit is het geval als een dwarse lijn door de kroonrand een rechte hoek maakt met het grondoppervlak en loodrecht staat op de verticale beenas. Van opzij wordt gekeken of de wand hol of bol is en of er ringen op de hoef zijn gevormd. De voetas wordt tevens beoordeeld (recht, naar voren gebroken, naar achteren gebroken). Van achteren wordt gekeken naar de vorm (is er sprake van samengetrokken hielen?), de hoogte en de symmetrie van de hielen. De genoemde aspecten worden ook in beweging beoordeeld. Het accent ligt dan echter op de wijze van vrijkomen van de grond en de wijze van neerzetten van de voet. Dit is het best te beoordelen op een harde, vlakke ondergrond zoals stenen of asfalt. Bij een goed gebalanceerde voet komen de hielen van de hoef gelijktijdig op de grond en rolt de voet in het midden over de teen.

Voor het bekappen wordt de hoef ontdaan van ongerechtigheden zoals mest, zand, stro etc. Daarna wordt eerst de teen op lengte gebracht (knippen, kappen) en ten slotte wordt de rest van de hoef aangepast aan de gewenste stand. De teen wordt ingekort tot het punt waar de witte lijn zacht en elastisch wordt (gaat iets uitpuilen). Bij paarden die zonder beslag blijven kan de teen van voren iets worden bijgevijld, zodat vanaf een punt juist voor de wittelijn een hoek wordt gevormd van 45 graden. Hierdoor rolt de voet gemakkelijker over de teen. De lengte van de teen behoeft speciale aandacht. Om de teenlengte van beide hoeven gelijk te houden moet eigenlijk gebruik worden gemaakt van een meetlatje. Het blijkt moeilijk om de lengte op het oog goed te schatten. Vooral bij hoeven met een verschillende kleur blijkt het niet eenvoudig de lengte gelijk te houden. De niet gepigmenteerde hoef wordt meestal langer gehouden dan de donkere andere zijde (tot 2.5 cm).

Na het bekappen wordt het resultaat ook in beweging beoordeeld. De hoef is vlak en in balans als bij het neerkomen een enkel “stevig” geluid wordt gehoord. Bij een hoef die niet in balans is wordt een tweeslag gehoord.

Beslaan

Elke 6-8 weken behoort een paard te worden bekapt en, in geval van beslag, de ijzers te worden verlegd of vernieuwd. In de draf- en rensport worden de paarden elke 2-4 weken de ijzers verlegd of vernieuwd. Hoewel steeds rechte voet- en beenassen worden nagestreefd, moet toch bij elk paard worden beoordeeld wat de beste stand van hoef en been is voor dat individuele paard. In rust en in beweging moeten de hoeken aan het been van voren, van opzij, en van achteren worden beoordeeld om de best mogelijke keuze te kunnen maken. Van voren wordt beoordeeld of de voet vlak op de grond staat. Dit is het geval als een dwarse lijn door de kroonrand een rechte hoek maakt met het grondoppervlak en loodrecht staat op de verticale beenas. Van opzij wordt gekeken of de wand hol of bol is en of er ringen op de hoef zijn gevormd. De voetas wordt tevens beoordeeld (recht, naar voren gebroken, naar achteren gebroken). Van achteren wordt gekeken naar de vorm (is er sprake van samengetrokken hielen?), de hoogte en de symmetrie van de hielen. De genoemde aspecten worden ook in beweging beoordeeld. Het accent ligt dan echter op de wijze van vrijkomen van de grond en de wijze van neerzetten van de voet. Dit is het best te beoordelen op een harde, vlakke ondergrond zoals stenen of asfalt. Bij een goed gebalanceerde voet komen de hielen van de hoef gelijktijdig op de grond en rolt de voet in het midden over de teen.

Voor het bekappen wordt de hoef ontdaan van ongerechtigheden zoals mest, zand, stro etc. Daarna wordt eerst de teen op lengte gebracht (knippen, kappen) en ten slotte wordt de rest van de hoef aangepast aan de gewenste stand. De teen wordt ingekort tot het punt waar de witte lijn zacht en elastisch wordt (gaat iets uitpuilen). Bij paarden die zonder beslag blijven kan de teen van voren iets worden bijgevijld, zodat vanaf een punt juist voor de wittelijn een hoek wordt gevormd van 45 graden. Hierdoor rolt de voet gemakkelijker over de teen. De lengte van de teen behoeft speciale aandacht. Om de teenlengte van beide hoeven gelijk te houden moet eigenlijk gebruik worden gemaakt van een meetlatje. Het blijkt moeilijk om de lengte op het oog goed te schatten. Vooral bij hoeven met een verschillende kleur blijkt het niet eenvoudig de lengte gelijk te houden. De niet gepigmenteerde hoef wordt meestal langer gehouden dan de donkere andere zijde (tot 2.5 cm).

Na het bekappen wordt het resultaat ook in beweging beoordeeld. De hoef is vlak en in balans als bij het neerkomen een enkel “stevig” geluid wordt gehoord. Bij een hoef die niet in balans is wordt een tweeslag gehoord.